Al tien jaar lang vindt in Rotterdam een proces van stadsvernieuwing plaats. In deze uitgave wordt door dertien Rotterdamse fotografen en auteurs een beeld geschetst van de vaak ingrijpende veranderingen die de afgelopen tien jaar het stedelijk leven in hun stad hebben bepaald.
Jan Koonings schetst aan de hand van zijn eigen levensgeschiedenis de totstandkoming van dit proces. Van zijn jeugd in de jaren dertig in de Schoonderloostraat, tot aan de toename van de welvaart, waarin een ieder een flatje zocht met 'geen stinkende brommers meer in de gang, maar weldra kleurige autootjes voor de deur die iedere zaterdag werden gewassen en gepoetst'.
Felle kritiek ook op de sloop van de binnenstad, en op, zoals Bob den Uyl het verwoordt, het verlies van oude gebouwen en kerken, 'die het laatste decennium met een ware razernij zijn afgebroken, om onveranderlijk plaats te maken voor bejaardentehuizen - de kerkgangers zijn bejaarden geworden. Als de laatste gelovige de voordeur had verlaten zo leek het wel, stormden door de achterdeur de sloopploegen binnen'.
Dat ook de nieuwbouw niet altijd datgene is wat we ervan verwachten, geeft J.A. Deelder aan in zijn beschrijving van een 'als 'winkel-arcade' bestempelde architectonische miskleun in Nooddietsche baksteenbouw van Van Vaaghuizen&Meut, u weet wel, die door frisse groene erkertjes ontsierde pandjes met die boogjes, die boven de tweede etage zo plotsklaps lijken afgezaagd of, beter nog, gescalpeerd! Neonknusse volkshuisvesting, die zich als een snel om zich heen grijpende eczeem over de stadvernieuwingsgebieden uitbreidt'.
Die Stad Komt Nooit Af is een boek waarin wordt getoond hoe een stad en haar bewoners zichzelf ontwikkelen en aan een continu proces van verandering onderheving zijn. Of van een stad ooit een definitieve versie zal worden gemaakt blijft de vraag. Dick Kornet vraagt zich zelfs af: 'Haalt Rotterdam 4711? De tijd zal het leren'.