Jenny Vermeeren van Woonstad Rotterdam, Architectuurhistoricus Annet Tijhuis, Oud-wethouder Herman Meijer, Stedenbouwer Bernadette Janssen van BVR zitten in het panel en gaan onder leiding van Marinke Steenhuis in debat over betekenis en waarde van jaren ‘70 in Rotterdam.
Vanuit de zaal verdedigt Andries van Wijngaarden, architect van het Gaffelblok in het Oude Westen zich tegenover de aanval van Joost Kühne op zijn kleinschalige architectuur, eerder op de middag: “De stadsvernieuwing is ons toen als architect overkomen. Wij hebben die enorme opgave integer proberen te doen. Je kan niet zeggen dat het slechte architectuur is. Kijk maar naar het Gaffelbok. Die woningen worden verkocht, daarmee heeft de architectuur zijn duurzaamheid bewezen.”
Annet Tijhuis: Het is niet de architectuur uit de jaren ’70 die innovatief is, maar de planning. De omslag in planning en politiek in de jaren ‘70 heeft grote invloed gehad op de koers van de stad. De stadsvernieuwingsarchitectuur uit de jaren ‘70 heeft historische en maatschappelijke betekenis omdat ze product is van een maatschappelijke, bestuurlijke en politieke omslag. Elke pennenstreek werd in potentie als repressief gezien, architecten moesten steeds hun ontwerp toetsen aan de wensen van bewoners.
Herman Meijer, toen betrokken bij het Oude Westen, ziet in de ‘neo-truttigheid’ zoals de kleinschalige architectuur later genoemd werd , een reactionaire reactie op het verlies aan ambachtelijkheid en collectiviteit. De hang naar collectiviteit werd door architecten opgevat als romantisch decor. Het paste in de populistische, materialistische politiek van de PvdA. Wij (marxisitische studenten van de CPN) vonden dat bourgeois gelul. Wij wilden het volk dienen in plaats van pappen en nathouden.
Stedenbouwer Bernadette Janssen benadrukt dat de jaren ’70 niet eenduidig zijn te begrijpen. De Rotterdamse projecten zijn maatwerk en daardoor heel divers. Door het ontbreken van stedenbouw, missen veel projecten een structurerende stedenbouwkundige laag: het blijven daardoor vaak autonome complexen. Net in Zevenkamp, waar BVR onderzoek gedaan heeft, kloppen de projecten nooit op alle lagen.
Jenny Vermeeren van Woonstad Rotterdam is blij met de research van de middag. Er zit potentie in de jaren ’70 projecten als je de specifieke kwaliteiten beter benut. De intieme, dorpse sfeer, dichtbij de stad, is een aansprekend woonmilieu voor bijvoorbeeld jongeren. De complexen zijn echter ook weinig gemengd en flexibel en kennen bouwkundige problemen. Woonstad Rotterdam houdt op termijn de mogelijkheid van sloop open.
Vanuit de zaal pleit Jan van den Noort, historicus en lid van de actiegroep het Oude Westen, op tot zorgvuldigheid. Ga niet over de ruggen van bewoners stenen stapelen. Er is een grote groep tevreden bewoners bijvoorbeeld in het Oude Westen die graag gehoord en betrokken worden bij plannen voor hun wijk.
We kunnen veel leren van het constructief activisme uit de stadsvernieuwing, vindt Frans Willem Korsten. Ontwerpers waren toen betrokken, hadden een kritische grondhouding en droegen daardoor bij aan de empowerment van bewoners om hun wijken leefbaar te maken.
Herman Meijer vraagt zich af wat dit constructief activisme nu zou kunnen betekenen. De doelgroep is versplinterd. De collectiviteit is moeilijk af te bakenen. Voor wie doe je het? Toch is er volgens hem juist nu, een grote behoefte aan collectiviteit en empowerment.
De architect Hans van der Heijden vindt dit streven lovenswaardig maar pleit vanuit het architectenvak voor een klassieke disciplinaire houding: “Ons vak gaat over het scheppen van heldere ruimtelijke kaders. Dat begint met gebouwen die zich voegen in de rooilijn.” Hij is het daarom met Joost Kühne eens dat de jaren ’70 in architectonisch opzicht een slechte tijd was.
Opgetekend door Catherine Visser