Ik heb de stadsvernieuwing meegemaakt vanaf de andere kant. Ik was geen architect maar als student betrokken geraakt bij de bewonersgroep. Vlaardingen, waar ik woonde, raakte in rep en roer door de stadsvernieuwing. Je moest wel heel bot zijn wilde je je er niet mee bemoeien. Zat ik op mijn 18de met aannemers te onderhandelen. Later ben ik als bouwkundige voor de projectgroep Kralingen gaan werken. De stadsvernieuwing ging over het slechten van de woningnood voor bewoners van de de oude wijken. Dat was een nieuwe en omvangrijke opgave die gepaard ging met veel discussie. Hier in Cool is nu ook zo’n pionierssfeer. We hebben verhitte vergaderingen met de ondernemers uit de wijk.
Ik ben Bouwkunde gaan studeren om woningen te leren ontwerpen. De opleiding volkshuisvesting leidde echter alleen op tot ambtenaar. De architecten die de opleiding architectuur domineerden waren Herzberger en Van Eijck. Zij waren, in tegenstelling tot bijvoorbeeld prof. Kranendonk wel geïnteresseerd in de opgave van sociale woningbouw in oude wijken van de stadsvernieuwing, maar op een truttige, anekdotische manier. Van Herzberger moesten we bijvoorbeeld leren hoe bejaarden hun melkflessen wegzetten om hun sleutels te pakken. Ik kon dat soort dingen niet onthouden. Het was mij toen al duidelijk dat het een te elitaire, te dure ontwerpbenadering was. Van Eijck en Herzberger zijn in Nederland in de jaren ‘70 veel te belangrijk gemaakt. Hun navolgers werden degenen die de stadsvernieuwing opgave bouwden en jammer genoeg geld en tijd verspilden door hun preoccupatie met informaliteit. Wat steeds opvalt in de ontwerpen van Hammel, Verhoeven, Van Wijngaarden, Apon, de Jonge is een gebrek aan tucht en discipline in het ontwerpen. De gevels zijn onzorgvuldig met een gebrek aan grafiek. Het zijn klompen steen zoals Leuvenhaven of loze gebaren zoals de poort van van Wijngaarde op Katendrecht (die nu gelukkig gesloopt is.) De lulligheid van de stadsvernieuwing wordt vaak aan de invloed van de bewoners toegeschreven. Die zouden geen oog hebben gehad voor architectuur. Maar het is andersom: De bewoners wilden, terecht, grote en goedkope woningen. Het waren de architecten die door hun misplaatste imitatie informaliteit de woningbouw van de jaren 70 verpestten. De opgave ging over het slechten van de woningnood voor bewoners van de de oude wijken. Het antwoord van architecten had daarom moeten inspelen op de grote aantallen en de kostenbeperking, zoals dat in de wederopbouw wel was gelukt.
Ecologie van de stad
De informaliteit van de architectuur was een gevolg van de sociologische benadering en beschrijving van de stad. De architectuur moest verwijzen naar de rijkdom en gevarieerdheid van het stedelijk leven in oude wijken zoals dat door Jane Jacobs bijvoorbeeld werd beschreven. Zij kwam met de notie dat stedelijkheid bedreigd werd door sanering, zoals ecosystemen door industrie. Maar de ecologie van de stad is ontzettend moeilijk om te analyseren, laat staan te maken. In Cool zie je dat de stadsvernieuwingsprojecten wel consoliderend hebben gewerkt. Dankzij de ingepaste nieuwbouw is deze structuur van de wijk behouden. In Crooswijk-Rubroek en Oude Westen is op een ‘vakbondsmanier’ geprobeerd informaliteit en groen in de structuur van de wijk te brengen. Dat is allemaal te klein en versnipperd. Ik heb zelf in Rubroek aan de Goudse Rijweg een nieuwbouwproject gemaakt temidden van de stadsvernieuwing van Leo de Jonge.
Ik heb in de compositie van de gevels aansluiting gezocht bij de geleding in baksteen en beton van de stadsvernieuwing maar stedenbouwkundig wel een monumentaal hoogte accent toegevoegd.
Opgetekend door Catherine Visser naar aanleiding van het symposium en een interview.