Deze Hoogleraar Letteren & Samenleving heeft veel onderzoek verricht naar de verschuivende betekenissen van het begrip collectiviteit. Tijdens het symposium duidde hij het begrip voor het architectuurpubliek.
Het begrip collectiviteit is nog steeds maatschappelijk waardevol. De collectieve ruimte is de ruimte die van een collectief is – en die is dus juist niet van ons allemaal, en ook niet zo maar gedeeld."
Over het algemeen wordt het begrip ‘collectief’ de laatste jaren bijna gebruikt als een equivalent voor ‘openbaar’. De collectieve ruimte is vrijwel altijd een min of meer openbare, gedeelde ruimte. Het duidt een ruimte aan die ‘van ons allemaal’ is. Het begrip ‘collectief’ of ‘collectiviteit’ heeft daardoor aan scherpte verloren wat jammer, of zelfs nadelig is voor analisten, politici, én architecten.
Om mijn stelling te onderbouwen ga ik terug naar de minimale voorwaarden die vereist zijn om van (een) collectief te kunnen spreken, en ik doe dat naar aanleiding van discussies die intensief werden gevoerd in de jaren 70, al waren dat discussies die hun directe intellectuele bron vonden in de jaren vijftig en zestig (met denkers uit de Frankfurter Schule, zoals met name Marcuse; en het opkomende feminisme en de eco-kritiek). De discussies waren onder meer zo intensief doordat de christen- en sociaal-democratische beweging haar laatbloei bereikte: vakbonden speelden een grote rol, woningbouwcoöperaties kenden een ideologische grondslag. Sindsdien heeft die beweging alleen maar aan kracht verloren, en zijn woningbouwcoöperaties sterk vercommercialiseerd.
Er zijn drie voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om van een collectief te spreken:
1. Een collectief is geen parapluterm voor een overkoepelende organisatie maar een op basis van politieke keuzes strategisch gerichte vorm van organisatie. Spreken van ‘de’ collectieve sector of ‘de’ collectieve ruimte is derhalve zinledig. De vraag is voor wie je kiest en tegen wie, met wie je werkt en tegen wie. Het gaat daardoor altijd om ‘een’ collectieve sector of ruimte.
2. Een collectief verenigt mensen met gedeelde belangen die zowel iets te verdedigen hebben als te veroveren. Een vaag begrip als ‘zelfontplooiing’ wordt meteen veel scherper in termen van collectiviteit. De vraag is dan wat dat zelf te verdedigen heeft zodat het als zelf kan bestaan en wat het wil veroveren (ten koste van iets anders). NB ‘veroveren’ kan in dit verband een negatieve en positieve invulling kennen.
3. Een collectief is geen willekeurige of vrijblijvende vorm van organisatie maar vereist een vorm van ‘bekenning’ en daaruit volgende vormen van disciplinering, omwille van een bestendiging met betrekking tot het langere termijn doel.
4. Een collectief kent geen hiërarchische organisatie maar werkt op basis van gelijkwaardigheid en evenredigheid.
Voor zowel politiek, als architectuur als analyse betekent het een en ander om te denken in termen van collectiviteit. Bijvoorbeeld een architect zal zich tot iets of iemand moet bekennen om zichzelf en de ruimte te disciplineren omwille van een doel op langere termijn. Dat is nogal een andere insteek dan die van een architect die de markt bedient. Altijd moet de vraag zijn in welk krachtenveld, of beter, machtenveld het collectief beweegt. Het mag duidelijk zijn dat het denken in termen van collectiviteit haaks staat op wat heden ten dage politiek het geval lijkt te zijn. Populisme, grillig en ongedisciplineerd als het is, gerelateerd aan vaag gestelde doelen of directe bevrediging, staat haaks op collectiviteit.