Arnold Reijndorp

Stadssocioloog Reijndorp heeft veel gepubliceerd over het Oude Westen. Hij graaft in zijn geheugen.

Het omslagmoment in Rotterdam is er de structuurvisie van 1972 van Jan Laan. Die structuurvisie ging vooral over het metroplan en de bouw van de stations. In deze structuurvisie moest het Oude Westen op de schop. Dit had twee motieven: 1- Volkshuisvesting: de woningsituatie was benaard. 2- Structurele aanpassing van de stad: Bij het centrum hoorde city-wonen, duurdere, gestapelde woningen en niet goedkope woningbouw. In eerste instantie wilden de bewoners weg uit hun verkrotte woningen, maar daarna ontstond er verzet tegen sloop en verhuizing vanuit een coalitie tussen bewoners en architecten en TH studenten (die zich als nieuwkomers in het Oude Westen vestigden). Het Oude Westen is bijzonder door de onderliggende vraagstelling over de stad.

De herwaardering van de bestaande stad en de intentie om (collectieve) stad te maken/behouden heeft in het Oude Westen geleid tot ambiguïteit. Modern wonen en wonen aan de straat (geïdentificeerd als stedelijke typologie) moeten hier verenigd worden. Het idee van buurtleven en mix wordt vertaald in de pleintjes met voorzieningen van de welvaartstaat. Bedrijven die vaak ook behoorlijk hindergevend waren zoals de smid die gietijzer kon smeden, verdwijnen uit de wijk. Gelukkig mochten de planners niet aan de stedelijke winkelstraat Binnenweg en Middellandsstraat komen. Hierdoor is de gelaagdheid van collectieve stad en publieke stad in het Oude Westen heel sterk.

De architectonische ontwikkeling van een menselijke collectieve architectuur was al eerder aangevangen: Blaak – kantoorgebouwen met gearticuleerde gevels en arcade (intentie is nu niet echt leesbaar). Rubroek – nieuwbouw van Hoogstad heeft een gemodificeerde buitenwijk als typologie met grote groene hoven.

Terwijl in het Oude Westen men het over stedelijke ambities en over architectuur heeft, is dat elders niet zo: in Crooswijk etc. gaat het over betaalbaarheid en nieuwbouw. Hier wil men louter grote woningen met grote ramen en grote balkons voor weinig geld. (Hammel maakte in OW kleine ramen omdat dit als stedelijk werd gezien). Elders: Louis Overboom en van der Ploeg deden aankoop en daarna gingen bewoners eisen stellen.

De omslag van stadsvernieuwing naar stedelijke vernieuwing kwam begin jaren ’80 met Jacques Nicolaas. Geinspireert door de internationale referenties op zoek naar een meer structurele lezing van de stad. Carel Weeber. Kop van Zuid. AIR. Ook Hammel maakt opeens begin ’80 stedelijke structuren op de schaal van infrastructuur (Blaak-project). In jaren ’90 verovert nieuwe generatie een plek. De stedelijke structuur – noemer: stedelijkheid -  wordt ook onderwerp van politiek.

Probleemstelling Oude Westen nu.

De wijk wordt vanzelf diverser, daar hoef je bijna niets voor te doen. De straatjes vanaf de Binnenweg en Middellandstraat worden nu al verkocht / herontwikkeld. Zoals de verkoop aan studenten in Bloemkwekersstraat en CPO project aan de Gaffelstraat etc.

Arnold vindt een belangrijk probleem dat de wijk te krap is, in feite is er niet genoeg open ruimte in gekomen. Niet zozeer de straten met auto’s zijn het probleem maar de maat en inrichting van de pleintjes en hoven. De verbinding met de Wester Singel en daarmee een meer stedelijke orientatie is er ook niet gekomen.

De collectiviteit van de binnenterreinen, niet afgesloten maar uitnodigend en toegeeigend is het kwetsbare goed van het Oude Westen. Door alles af te sluiten of te privatiseren ben je het kwijt. (In Oude Noorden zijn er binnenterreinen waar alleen kinderen ide in dat blok wonen mogen spelen, dat is niet goed).

Het gaat om het veiligstellen, herinterpreteren en beheren van het collectieve openbare domein dat in de stadsvernieuwing als raamwerk voor de wijk is neergezet.

-verbindt park met singel

-koester collectiviteit in en rond blokken.

interviews

Wat bewoog de architecten en projectcoördinatoren uit de jaren ’70 en hoe kijken ze terug op het resultaat van de ‘omslag’ in Rotterdam? In het kader van R'70 is een aantal interviews gehouden met ooggetuigen en onderzoekers van deze, voor Rotterdam, turbulente periode.

De interviews verschaffen een levendig beeld in hoe de omslag van de jaren ’70 een nieuwe ruimtelijke en organisatorische opgave betekende. Niemand wist hoe de urgente stedelijke problemen van verkrotting, woningnood en binnenstad aangepakt moesten worden. Al doende leerde men.