De verkiezingen van 1974 werden gewonen door het rode programma college op het thema stadsvernieuwing. De verantwoordelijke wethouder J. van der Ploeg begon met de reorganisatie van de diensten Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting. Hiervoor was in 1973 de VOS gemaakt, verordening organisatie stadsvernieuwing, waarin gekozen werd voor de radicale decentralisatie van de stadsvernieuwing in wijkgebonden projectgroepen. Nieuwe pas afgestudeerde bouwkundigen werden de wijken in gestuurd om als onderdeel van de projectgroepen samen met de bewoners de planning van het bouwen voor de buurt vorm te geven.
In 1974 kocht de gemeente 20.000 woningen in de Eerste ringsgebieden aan. De zogenaamde overloop locaties zoals voormalige haventerreinen, moesten het mogelijk maken om mensen binnen hun wijk te laten verhuizen en zo vrijkomende woningen te renoveren of te vervangen. Door de bestuurlijke omslag en de complexiteit van de opgave duurde het lang voordat de stadsvernieuwing echt van de grond kwam.
De woningproductie in de jaren 1975-1977 was 2.500 woningen per jaar. Door de gemeentelijke sturing en rijkssubsidiering werd de stadsvernieuwing centraal aangestuurd met quota. De stad realiseerde in de topjaren 1978-1981 6.000 nieuwe woningen per jaar omdat J. Van der Ploeg 6.000 als ondergrens had afgesproken. De geforceerde productie van dergelijke hoeveelheden verspreid over veel moeilijke, kleine projecten met de complexe overlegstructuur van de projectgroep leidde tot hoge kosten. Daarna werden kleinere aantallen per jaar gebouwd. In de tweede ringsgebieden kwam de nadruk op renovatie te liggen. De gemiddelde woningbouwproductie ligt nu op 2.500 woningen per jaar.
Ontleend aan F. de Ruiter ea., Stadsvernieuwing Rotterdam 1974-1984, Beleid, Rotterdam 1984